Gegeven werkstuk I.b
Gegeven zijn twee punten
A en
B, lijn
AB,
punt
C op lijn
AB,
punt
F buiten lijn
AB, lijn
AF,
cirkel
b om middelpunt
F door punt
B
en factor
f =
, zodat
AC =
f ×
AB.
Lijn
AF snijdt cirkel
b in de punten
D en
G zodat lijn
DG een middellijn is van cirkel
b.
Op lijn
AF liggen ook de punten
E en
H met
AE =
f ×
AD en
AH =
f ×
AG.
Meetkundige plaats
Cirkel
CEH is de meetkundige plaats van alle punten
P met als eigenschappen
dat er een punt
Q is op cirkel
b,
met punt
P op lijn
AQ
en dat
AP =
f ×
AQ.
Beweging
Als punt Q over cirkel b beweegt, dan beweegt punt P over cirkel CEH
zodanig dat de punten A, P en Q op één lijn liggen
en dat AP = f × AQ.
Bijzonderheden
- De punten A, B en F mogen willekeurig gekozen worden: omdat punt F middelpunt is van cirkel b,
punt B op cirkel b ligt, is er altijd een middellijn die door de punten A en F gaat.
- Punt C mag overal op lijn AB liggen; zowel tussen de punten A en B als in het verlengde van A als in het verlengde van B.
- Factor f mag zowel positief als negatief zijn en de absolute waarde van f mag zowel groter als kleiner dan 1 zijn.
- Middellijn DG van cirkel b mag zowel groter als kleiner zijn dan de middellijn van cirkel CEH.
- Cirkel b kan geheel binnen cirkel CEH liggen als er geheel buiten, dan wel cirkel CEH raken of snijden.
Bewijs
Het bewijs is gebaseerd op de gelijkvormigheid van de driehoeken GQD en HPE,
de evenwijdigheid van de lijn GQ met de lijn HC en van de lijn QP met de lijn PE,
en de stelling van Thales: ∠GQD = ∠HPE = 90°.