naer welgevallen genomen zijnde / men door die vindt de andre grootheden a, y, en x, te weeten neemende c grooter als b: soo salmen / neemende c  3 / en b  2 / a vinden  
5
3
/ y  
22
61
en x  
33
61
. Waer uyt het wyders licht is yder van beyde triangulen te vinden /als oock de stucken der basis en perpendiculaer. Want in de eerste triangel soo komt
2abx  
660
61×3
/
axx − abb  
68975
61×61×3
axx + abb  
79865
61×61×3
bbx − aax  
121
61×3
bbx + aax  
671
61×3
En in d'ander soo komt 2acy, als vooren /  
660
61×3
/
acc − ayy  
165025
61×61×3
/
acc + ayy  
169865
61×61×3
/
yyc − aac  − 
88669
61×61×3
/
yyc + aac  
97381
61×61×3
/

Wijders op dat sich niemandt daer aen stoote / dat alhier linien gevonde worden / die minder zijn als niet / niet anders als of de oplossing onwettelijck of ongerijmt was / soo staet te mercken / datmen deselve in dit geval alleen in + te veranderen heeft / en die aen de ander syde der perpendiculaer neemen moet; sulcx dat in d'1ste triangel de perpendiculaer binnen / en in de 2de buyten valle / dat is / veranderende alleen de eene triangel in de ander: nademael dese triangulen / dus gevonden / soodanigh zijn / als begeert wordt.

Eyndelijck / indien men wil / dat alle dese gevonde linien in heele getallen uytgedruckt worden: soo behoeft men deselve alleenlijck onder eene noemer te brengen / welcke is 61.61.3 of 11163 / en die dan daer na over-al slechs wech te werpen. Waer uyt dan dese 2 triangulen voort-komen.