1. Een rechte linie is perpendiculari ter gherecht op een vlack (planum) als alle linien opt selve vlack na den selven getrocken met hem in rechte houcken tsamen comen.
  2. Een vlack is perpendiculariter op een vlack gherecht, als de linien getrocken op een der selve perpendiculariter met de linie der ghemeene doorsnijdinghe, mede perpendiculaer opt ander vlack zijn.
  3. De neygingh of hellingh [Inclinatio] eener rechte linie tot een vlack, is den scherpen houck begrepen van de selve linie, ende van een ander rechte linie getrocken in vlack uyt 'tbegin der neigende, door 'tpunt in welcke een perpendiculaer valt van 'tbovenste der selve neyghende linie.
  4. Een vlack neicht of helt op een ander vlack, als de perpendiculaer linienin elcx ghetrocken met de linie der ghemeene doorsnydingh, ende uyt een selfde punt dan niet perpendiculaer d'een op d'ander zijn:

ende