|
|
Uitwerking
In de gegeven figuur is ∠P = ∠Q = 90°.
Punt T is het midden van lijnstuk AS en punt U is het midden van lijnstuk BS.
Te bewijzen is dat vierhoek TUQP een koordenvierhoek is.
- Gegeven is:
- veelhoek ABQSP
- ∠P = ∠Q = 90°
- punt S is het snijpunt van de lijnen AQ en BP
- punt T is het midden van lijnstuk AS
- punt U is het midden van lijnstuk BS
- Te bewijzen:
- vierhoek TUQP is een koordenvierhoek
- Aanpak:
- een vierhoek is een koordenvierhoek als de som van de overstaande hoeken 180° is, bijvoorbeeld omdat er sprake is van gelijke hoeken,
of omdat er sprake is van gelijkvormigheid of congruentie.
- in ∆ASP kan de stelling van Thales gebruikt worden zodat punt T het middelpunt is van een cirkel, evenzo in ∆SBQ punt U.
- Omdat ∠P = 90° (gegeven),
daarom ligt punt P volgens de stelling van Thales op de cirkel met middellijn AS.
- Omdat punt T het midden is van middellijn AS (gegeven),
daarom is punt T het middelpunt van de cirkel
en dus |PT| = |ST|.
- Omdat |PT| = |ST| (stap 2) daarom is ∆TPS gelijkbenig en dus ∠P1 = ∠S1.
- Idem rondom punt U: daarom is ∆USQ gelijkbenig en dus ∠Q3 = ∠S3.
- In punt S zijn overstaande hoeken gelijk,
daarom ∠S1 = ∠S3 = α
en ∠S2 = ∠S4 = γ
dus ∠P1 = ∠S1 = ∠Q3 = ∠S3 = α
en ∠T1 = ∠U3 = β (stap 3 en 4).
- Omdat de basishoeken gelijk zijn (stap 5), daarom is ∆USQ een vergroting van ∆TPS met factor f.
- Omdat f × |ST| = |SU|
en f × |PS| = |SQ| (stap 6)
en ∠S2 = ∠S4 (stap 5).
daarom
dus is ∆TSU een vergroting van ∆PSQ
en dus ∠T4 = ∠P2 = δ
en ∠U4 = ∠Q2 = ε. - Omdat ∠T + ∠U + ∠Q + ∠P = 360° (hoeken vierhoek)
daarom (β + δ) + (ε + β) + (α + ε) + (δ + α) = 360°
dus α + β + δ + ε = 180°.
- Omdat ∠T + ∠Q = (β + δ) + (α + ε)
en α + β + δ + ε = 180° (stap 8)
daarom is de som van een paar overstaande hoeken 180°
en dus is vierhoek TUQP een koordenvierhoek (omgekeerde koordenvierhoekstelling).
- Conclusie: vierhoek TUQP is een koordenvierhoek.
☐
| |