Schets bij opdracht 30


|
Uitwerking
Gegeven driehoek ABC met de omgeschreven cirkel met middelpunt M,
de bissectrices van hoek B en hoek C die elkaar snijden in punt I,
Punt F is het snijpunt van de omgeschreven cirkel en de bissectrice van hoek C.
Bewijs dat |FI| = |FB|.
- Gegeven is:
- driehoek ABC met de omgeschreven cirkel en middelpunt M.
- punt I is het snijpunt van de bissectrices van ∠B en ∠C.
- punt F is het snijpunt van de omgeschreven cirkel en de bissectrice van hoek C.
- Te bewijzen:
- Aanpak:
- Als |FI| = |FB|, dan is ∆FBI gelijkbenig met ∠I2 = ∠B1,2.
- Aanpak is om gelijke hoeken te vinden, bijvoorbeeld gelijke constante hoeken.
- Uit opdracht 29 heb je geleerd dat punt F op de middelloodlijn van koorde AB ligt zodat |AF| = |BF| en ∠A4 = ∠B1. Dus dat deel van het bewijs neem je mooi mee.
- Punt F is het snijpunt van de de middelloodlijn van koorde AB, de omgeschreven cirkel van ∆ABC en de deellijn van ∠C.
Volgens opdracht 29 snijdt lijn MF koorde AB middendoor.
- Omdat punt F op de middelloodlijn van koorde AB ligt (stap 1),
daarom d(A,F) = d(B,F) en
dus |AF| = |BF|
- Omdat in ∆ABF de benen even lang zijn (stap 2)
daarom is ∆ABF gelijkbenig
en dus ∠A4 = ∠B1.
- Op de cirkel met koorde AF is ∠C4 = ∠B1 (constante hoek).
- Op de cirkel met koorde BF is ∠C3 = ∠A4 (constante hoek).
- Omdat ∠C3 = ∠C4 (deellijn),
en omdat ∠C4 = ∠B1 (stap 4)
en omdat ∠C3 = ∠A4 (stap 5)
daarom ∠C4 = ∠B1 = ∠C3 = ∠A4.
- In ∆IBC is ∠I2 = ∠B3 + ∠C3 (buitenhoek).
- Omdat ∠B2 = ∠B3 (deellijn),
en omdat ∠C3 = ∠B1 (stap 6)
en omdat ∠I2 = ∠B3 + ∠C3 (stap 7)
daarom ∠I2 = ∠B1 + ∠B2.
- Omdat ∠I2 = ∠B1,2
daarom is ∆FBI gelijkbenig
dus |FI| = |FB|.
- Conclusie is dat |FI| = |FB|.
☐
| |