www.fransvanschooten.nl

5 vwo wiskunde B

Constante hoek

Hoofdstuk 6


Schets bij opdracht 30

geogebra

geogebra


Uitwerking

Gegeven driehoek ABC met de omgeschreven cirkel met middelpunt M,
de bissectrices van hoek B en hoek C die elkaar snijden in punt I,
Punt F is het snijpunt van de omgeschreven cirkel en de bissectrice van hoek C.
Bewijs dat |FI| = |FB|.

  • Gegeven is:
    • driehoek ABC met de omgeschreven cirkel en middelpunt M.
    • punt I is het snijpunt van de bissectrices van ∠B en ∠C.
    • punt F is het snijpunt van de omgeschreven cirkel en de bissectrice van hoek C.
  • Te bewijzen:
    • |FI| = |FB|
  • Aanpak:
    • Als |FI| = |FB|, dan is ∆FBI gelijkbenig met ∠I2 = ∠B1,2.
    • Aanpak is om gelijke hoeken te vinden, bijvoorbeeld gelijke constante hoeken.
    • Uit opdracht 29 heb je geleerd dat punt F op de middelloodlijn van koorde AB ligt zodat |AF| = |BF| en ∠A4 = ∠B1. Dus dat deel van het bewijs neem je mooi mee.
  1. Punt F is het snijpunt van de de middelloodlijn van koorde AB, de omgeschreven cirkel van ∆ABC en de deellijn van ∠C.
    Volgens opdracht 29 snijdt lijn MF koorde AB middendoor.
  2. Omdat punt F op de middelloodlijn van koorde AB ligt (stap 1),
    daarom d(A,F) = d(B,F) en
    dus |AF| = |BF|
  3. Omdat in ∆ABF de benen even lang zijn (stap 2)
    daarom is ∆ABF gelijkbenig
    en dus ∠A4 = ∠B1.
  4. Op de cirkel met koorde AF is ∠C4 = ∠B1 (constante hoek).
  5. Op de cirkel met koorde BF is ∠C3 = ∠A4 (constante hoek).
  6. Omdat ∠C3 = ∠C4 (deellijn),
    en omdat ∠C4 = ∠B1 (stap 4)
    en omdat ∠C3 = ∠A4 (stap 5)
    daarom ∠C4 = ∠B1 = ∠C3 = ∠A4.
  7. In ∆IBC is ∠I2 = ∠B3 + ∠C3 (buitenhoek).
  8. Omdat ∠B2 = ∠B3 (deellijn),
    en omdat ∠C3 = ∠B1 (stap 6)
    en omdat ∠I2 = ∠B3 + ∠C3 (stap 7)
    daarom ∠I2 = ∠B1 + ∠B2.
  9. Omdat ∠I2 = ∠B1,2
    daarom is ∆FBI gelijkbenig
    dus |FI| = |FB|.
  10. Conclusie is dat |FI| = |FB|.

top