|
XVI Van een vierhoekig stuk land ABCD zijn de zijden BC en AD evenwijdig.
Het land wordt verdeeld in drie stukken: AGHE, EFCD en GBFH.
De oppervlakte van de stukken AGHE en FEDC moeten even groot worden.
De gezamenlijke gang GBFH naar beide stukken en krijgt breedte BM = 8.
De grens EF moet evenwijdig komen aan zijde CD.
Waar op AD ligt punt E en waar op BC ligt punt F?
| |
| |
|
Zonder gang GBFH is het vraagstuk om vierhoek ABCD in twee even grote stukken te delen een stuk eenvoudiger.
Voor de berekening van de oppervlaktes van ABFE en EFCD moet eerst de lengte van de hoogtelijn BK uitgerekend worden.
|
