XIX
Gegeven driehoek ABC,
met voetpunt D van de deellijn uit hoek B op zijde AC,
met cirkel om punt C door punt D
met punt E, het snijpunt van de cirkel met de deellijn BD,
met voetpunt H van de hoogtelijn uit punt C op (het verlengde) van zijde BC,
met punt I, het snijpunt van rechte HC met (het verlengde) van zijde AB.
Bewijs dat BD : BE = AD : CD = AB : BC.