Uitwerkingen
De uitwerkingen zijn een co-productie van een docent en een oplettende klas.
|
Gebruik F5 (Refresh) als de afbeeldingen vervormd op het scherm staan.
Klik op de afbeeldingen om een vergroting te bekijken.
|
top
|
opdracht T9
De middens van vierhoek ABCD zijn vierhoek PQRS.
|
|
top
|
|
|

|
top
|
opdracht T4
In de figuur snijden de benen van ∠A en ∠B elkaar in de punten C, F, G en H.
Gegeven is dat ∠A = ∠B.
|

|
top
|
opdracht T2
Gegeven is een driehoek ABC
waarvan de middelloodlijn m van zijde AB snijdt zijde AC in punt D
en waarvan punt S het snijpunt is van de middelloodlijn van zijde AB en de deellijn van hoek C.
Bewijs dat ∠DSC = ∠B + ½∠C − 90°
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|
In elke driehoek verdeelt een bissectrice de tegenoverliggende zijde in twee delen die zich verhouden als de aanliggende zijden.

Meer dan 2000 jaar geleden schreef Euclides deze propositie in zijn zesde boek.
zesde boek, derde propositie
|
top
|
opdracht 41
Van vierhoek ABCD snijden de diagonalen AC en BD elkaar in punt S.
Gegeven is dat de oppervlakte van ∆ADC gelijk is aan de oppervlakte van ∆ABC.
Bewijs dat punt S het midden is van diagonaal BD.
|

|
top
|
opdracht 39
Gegeven is driehoek ABC met zwaartelijnen AP en BQ.
De zwaartelijnen zijn verlengd tot het dubbele: APR en BQS.
Te bewijzen is dat de punten S, C en R op één lijn liggen.
|
|
top
|
opdracht 32
Gegeven zijn twee rechthoekige driehoeken, ABC en CDE,
waarvan de basis evenwijdige zijn en ook |BC| = |DE|.
Te bewijzen is dat de basishoeken van ∆CAE even groot zijn: ∠CAE = ∠CEA.
|
|
top
|
opdracht 31
Gegeven is driehoek HPQ, ingesloten door een deellijn en twee hoogtelijnen van driehoek ABC.
Te bewijzen is dat twee zijden van driehoek HPQ even lang zijn.
|
|
top
|
opdracht 29
Van vierhoek ABCD is punt A het middelpunt van de cirkel en liggen de punten B, C en D op de cirkelrand.
Zijde AD is evenwijdig aan zijde BC.
Te bewijzen is dat als vierhoek ABCD een parallellogram is dat het dan een ruit is.
|
|
top
|
opdracht 28
Het vermoeden dat in driehoek ABC waar de bissectrice van hoek A zijde BC snijdt in punt D tot gevolg heeft dat
wordt bewezen in opdracht 42.
|
top
|
opdracht 27
Van vierhoek ABCD is ∠B = ∠D = 90°
en |AB| = |BC|.
Op het verlengde van zijde DC aan de kant van punt C ligt punt E met
|AD| = |CE|.
Te bewijzen is dat |BD| = |BE|.
|
|
top
|
opdracht 26
Gegeven is parallellogram ABCD.
Bewijs dat de vier deellijnen een rechthoek insluiten.
Bewijs ook dat als van een vierhoek de vier deellijnen een rechthoek insluiten,
dat dan de vierhoek een parallellogram is.
|

|
top
|
opdracht 25
Gegeven zijn hoek A en hoek B waarbij de deellijnen van die hoeken loodrecht op elkaar staan.
Bewijs dat de snijpunten van de benen van de hoeken een ruit vormen.
|
|
top
|
|
|
|
top
|
equivalente definities parallellogram
Het boek geeft vier definities van een parallellogram. Die vier definities zijn equivalent: je kunt namelijk vanuit iedere definitie elke andere definitie bewijzen.
|

|
top
|
opdracht 22
Gegeven is ∆ABC met de zwaartelijnen AD en BE
waarbij |AD| = |BE|.
Punt S is het snijpunt van de zwaartelijnen.
Bewijs dat ∆ABC gelijkbenig is.
|
|
top
|
opdracht 21
Vierhoek ABCD is een gelijkbenig trapezium
met AB evenwijdig aan CD
en |AD| = |BC|
Het snijpunt van de diagonalen is S.
Bewijs dat |AC| = |BD|.
|

|
top
|
opdracht 19
Gegeven is gelijkbenige driehoek ABC met top A.
Punt P ligt op de deellijn vam ∠A.
Lijn CP snijdt lijn AB in punt R en lijn BP snijdt AC in punt Q
waarbij |AD| = |BE|.
Bewijs dat |RB| = |QC|.
|
|
top
|
|
|

|
top
|
|
|
Meer dan 2000 jaar geleden schreef Euclides al de propositie "In iedere driehoek zijn twee zijden, willekeurig welke, altijd samen langer dan de andere zijde".
eerste boek, propositie 20: driehoeksongelijkheid
|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
|
|

|
top
|
Geogebra bij opdracht 157
157
|

|
top
|
Geogebra bij opdracht 122
122
|

|
top
|
Geogebra bij opdracht 126
126
|

|
top
|